A book binding, containing a combination notebook, compass, mirror, sundial and a portrait miniature
Of oblong section, the hinged covers with silver overlay on a gold ground pierced with monkeys, squirrels and…
In de late achttiende eeuw beschrijft J. le Francq van Berkhey in de Natuurlyke Historie van Holland dat de Hollander (net als de Duitser) in Europa bekend stond als zeer drankzuchtig. Met name de verheugende dranken (zoals hij ze noemt) zijn hier zeer populair.
Zo zouden wij van ‘dronkenschaplievende’ aard zijn. Francq van Berkhey ontkent de eigenschap niet maar brengt ter verdediging aan dat ons klimaat het noodzakelijk maakt af en toe ons lichaam met een drankje te versterken.
Dat er in de zestiende en zeventiende eeuw stevig werd gedronken is zeker waar, maar of dat in andere landen daadwerkelijk minder was is maar de vraag.
Alcoholische bijeenkomsten waren eerder regel dan uitzondering. Alles was een gelegenheid om alcohol te schenken. Elke sociale bijeenkomst of het nu een begrafenis, een bruiloft een regeringsmaaltijd of een vergadering van de schutters was, het was een reden om alcohol in te nemen. Met name tijdens feesten was deze inname hoog. Openbare dronkenschap was in een stad als Amsterdam niet verboden zolang het niet leidde tot onrust en de schout er niet aan te pas hoefde te komen. Voor dergelijke drankgelegenheden was het natuurlijk leuk om naast gebruikelijke ook speciale glazen te hebben waarmee spelletjes konden worden gespeeld.
Dit glas is een typisch voorbeeld uit de late 16de eeuw wat een drink- en klinkglas werd genoemd. Dit glas kan namelijk niet gevuld neer gezet worden. Het is alleen om uit te drinken en leeg, op zijn kop dus met de kelk naar beneden, neer te zetten. Het behoort tot de vroegste luxeproducten die bestemd waren voor drinkgelag. Hoe het spel met dit glas precies gespeeld werd is niet duidelijk. Er zit een belletje op en gevuld kan het glas alleen doorgegeven worden of uitgedronken worden.
Het glas is vermoedelijk ontstaan in Antwerpen. De in een mal geblazen stam met leeuwenkoppen en het Neptunusmasker op de kelk wijzen daarop. Dergelijke glazen waren, net als deze, verguld op de geribbelde randen en de stam. Deze glazen noemt men façon de Venise ofwel op de Venetiaanse manier
In 1549 kreeg Jean de Lame, een koopman uit Cremona die woonde in Antwerpen het productierecht op “voires de cristal à la mode et façon que l’on les labeure en la cyté de Venise” (Beyond Venise, Corning 2004, p. 228. Dit is het vroegst bekende gebruik van de term façon de Venise. ) Vanaf dat moment werden er dus glazen in Antwerpen geblazen op de Venetiaanse manier.
Jacomo Pasquetti, afkomstig uit Brescia, richt in 1558 een grote Antwerpse glaswerkplaats op en laat Venetiaanse glaskunstenaars overkomen. Mongarda neemt het etablissement in 1583 over en na zijn dood in 1595 wordt hij opgevolgd door Gridolphi. Alle drie genoten zij privileges waardoor zij het monopolie hadden over de glasproductie en de glashandel. In het Museum Curtius in Luik bevindt zich een groepje glazen met maskerons dat evenals dit glas zeer waarschijnlijk in dit atelier is ontstaan. Glazen met in een mal geblazen leeuwenkoppen in de stam en een maskeron stammen uit het laatste kwart van die eeuw. Door de val van Antwerpen en de scheiding van de Nederlanden in noord en zuid kwam een vluchtelingenstroom op gang naar het noorden. Daaronder bevonden zich ook glasblazers die zich door de scheiding niet meer gebonden voelden aan oude monopolies. Al in 1581 kreeg Govaert van der Haghe uit Antwerpen van de burgemeesters van Middelburg permissie om glas op de Antwerpse manier te vervaardigen en te verkopen. Dat hiermee façon de Venise werd bedoeld moge duidelijk zijn. Omdat men dit in Middelburg Antwerps glas noemde heten deze glazen Antwerps hoewel ze dus ook in Middelburg vervaardigd kunnen zijn.
De zilveren montering bestaat uit een sierlijke opbouw en een bel op de top vastgehouden door twee zilveren ringen. Hierdoor lijkt het een globe met daarin een zilveren bel. Deze zilveren montering dateert uit dezelfde periode als het glas.
De oorsprong van dergelijke drink- en klinkglazen is niet duidelijk. Drinkgerei dat men moest uitdrinken voordat het kon worden neergezet is natuurlijk oeroud. De Germanen of Batavieren dronken uit hoorns van dieren. Die kun je ook niet neerzetten zonder de drank te verspillen dus moesten ze leeggedronken worden. In de late zestiende eeuw ontstonden er glazen die eerst uitgedronken moesten worden voordat ze weer op tafel geplaatst werden. In het Duits worden deze glazen zonder voet Sturzbecher genoemd, een stortebeker om dat de drank eruit valt als deze gevuld moet worden neergezet. Sommige kregen een dobbelsteen in de montering anderen een belletje.
Het zou goed kunnen dat dat belletje verband houdt met de Duc d’Alf’s uitluiding glazen die in feite qua vorm gebaseerd zijn op tafelbellen. Er zit ook een klepeltje in de kelk waardoor na het leegdrinken van het glas, deze omgekeerd kon worden en als bel geluid. Deze façon de Venise glazen zijn volgens de overlevering tijdens de tachtigjarige oorlog gebruikt tijdens diners waarin besloten werd om tegen de Spanjaarden te strijden. Door het klinken van de bel zouden de Spanjaarden worden weggeluid.
Bij het klinken op de ondertekening van het Plakkaat van Verlatinghe, de feitelijke onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden, in 1581 is waarschijnlijk veelvuldig van deze glazen gebruik gemaakt. Dat was een bijzondere gelegenheid waarvoor speciaal glazen werden besteld bij de beste glasblazers. Veel van deze glazen zijn bij Pasquetti in Antwerpen vervaardigd.
In de achttiende eeuw worden deze glazen, die toen al zeer zeldzaam waren, beschreven in Cornelis van Alkemade en Pieter van der Schelling Nederlands Displegtigheden.( Tweede deel p. 512-516 Rotterdam 1732):
Tot een plegtige maaltyd, mede naar ‘t voorbeeld der Batavieren, onder Civilis,
in een gelyke gelegenheid, gehouden, hebben Hooggemelde Staaten doen maaken
eenige glaaze drinkklokjes, de gedaante van een schelle, en van binnen een glaaze
klepel hebbende, welk glas op den gelukkigen, en voorspoedigen Voortgang van hunne daad, en het
welwezen van het nieuwe Gemeene Best zynde, uitgedronken, hebben dezelfde met
dezen Beker, als een schelle, of klok, nu omgekeerd zynde, een eenparig bly geklank
gemaakt, en ( zoo men doen sprak) den Koning van Spanjen, en den Hertog van Alba
uitgeluid
In het derde deel vervolgt hij met drink- en klinkglazen als drinkgerei dat eerst leeggedronken diende te worden en dat daarna met de kelk naar beneden op tafel kon worden gezet al dan niet vergezeld gaande van geluid. Iets wat natuurlijk sterk lijkt op de Duc’d’Alfs ‘tafelbellen’. (Van Alkemade displegtigheden p. 478-490 derde deel Rotterdam 1735)
Citaat p. 489, 490:
“Uit deezen beeker, en andere drinkglaazen van diergelyke gedaante blykt, dat
men wel eer toelag om de disgenooten als te noodzaaken van hunne glazen uit te
drinken eer zy dien konden nederzetten, of laaten rusten…
Dit glas, hier ook in prent gesteld, naar de grootte van ‘t oorspronkelyke, op het
welk zig eenige vercierselen van wit glas uitwaarts vertoonen, als de cirkel nevens
eenige pypjes boven den zelven, heeft, in in plaats van een voet, een bel van zilver
daar onder aan beslagen, waar mede men, ten teeken dat het glas was uitgedronken,
gewoon was te klinken.
En zoodanig een glas noodzaakte dan, door zyne voors. gestalte, den houder,
Uit welke gewoonte mogelyk het spreekwoord van drinken, en klinken, is af te leiden.
Een spreekwoord, veel ouder, dan de hedendaagsche gewoonte van te klinken, yder met zyn byzonder glas, alvorens dat’ er gedronken word.
Of, en tot welk een byzonder gebruik dit glas vorder gediend hebbe, is my niet gebleeken.”
Hoewel van Alkemade omstreeks 1730 dus al niet meer bekend was met het exacte gebruik van dergelijke gemonteerde glazen, kende hij enkele exemplaren en wist hij dat ze oud waren. Het afgebeelde exemplaar kwam uit zijn eigen verzameling en hij beschrijft dat de herkomst ervan teruggaat tot de vroege zeventiende eeuw.
Deze drink- en klinkglazen met een zilveren montering aan de onderzijde van de kelk of op de stam zijn in verschillende museumcollecties opgenomen. Zo bezit het Rijksmuseum sinds 1995 een gegraveerd glas uit de verzameling Ritman met een dobbelsteentje in de zilveren montering.
Dit glas is duidelijk met een vergelijkbaar doel ontstaan en de dobbelsteen diende tot het aantal keren dat men het glas leeg moest drinken. In Dreier, Venezianische Gläser und “façon de Venise” wordt een aantal opgesomd, waaronder onderstaande in het Victoria and Albert Museum en het bovenstaande exemplaar uit het Rijksmuseum voorheen in de verzamelingen van Ritman en Guepin.
Het glas uit het Kunstgewerbemuseum in Berlijn waar Dreier zijn opsomming als noot aan heeft toegevoegd lijkt het meest op het glas uit Van Alkemade’s Nederlands dispechtigheden.
Deze glazen zijn goed te vergelijken met zilveren molenbekers die in dezelfde tijd zijn ontstaan en eveneens voor drankspelletjes werden gebruikt. Daarvan zijn er echter meer bewaard gebleven. Logisch wanneer we bedenken hoe dronken men werd van het ‘ad fundum’ trekken van glazen wijn. Vermoedelijk zijn veel van de glazen varianten van het drink en klinkglas kapot gegaan bij het gebruik. Zilveren molenbekers braken niet en daarom zijn daar meer van overgeleverd.